Lesbos: Het mes was niet het enige moordwapen

Spandoek kamp Moria - De wereld heeft ons in de steek gelaten

Laat in de avond van 5 juli 2020 werd Karamoko Namori, een 19-jarige man uit Ivoorkust, vermoord in het kamp Moria. De omstandigheden rond zijn dood roepen serieuze vragen op over de prioriteiten van de politie en de weigering van agenten om het leven van mensen in het kamp te beschermen.

Het leven van Karamoko in Europa

Karamoko kwam eind januari 2020 aan op Lesbos. Bij zijn aankomst werd hij gearresteerd door de politie en vastgehouden in PRO.KE.K.A, het uitzetcentrum van Moria. Hij werd alleen maar vastgehouden omdat hij afkomstig was van de verkeerde plaats; van minder dan 25% van de inwoners van zijn land wordt de asielaanvraag gehonoreerd. Hier op het kantoor van de Europese asielondersteuning jaagt men de gevangenen in rap tempo de asielprocedure door. Een vicieuze cirkel waarin detentie de toegang tot basisrechtsbijstand blokkeert, wat resulteert in een lage acceptatiegraad waardoor dan weer de detentie wordt gerechtvaardigd.

Drie maanden later, in april, werd Karamoko met de hulp van een advocaat vrijgelaten. Hij vond zichzelf terug in een andere gevangenis. De Griekse regering had een strikte lockdown opgelegd aan de mensen in het kamp Moria; afgezonderd van de algemene bevolking van het eiland zaten meer dan twintigduizend mensen opeen gepakt met slechts beperkte toegang tot schoon water, voedsel, ondersteunende diensten en openbare ruimte. De situatie in het kamp bleef tot Karamoko’s dood onveranderd, iets meer dan zes maanden na zijn aankomst in Europa.

Politiegeweld, een gebrek aan onderzoek en een willekeurige arrestatie

Tijdens een gevecht tussen gemeenschappen, waarbij een gewapende bende mensen uit Afrikaanse landen aanviel, liepen Karamoko en twee anderen messteken op en raakten tenminste vier anderen ook gewond. Na 40 minuten kwam er een ambulance om Karamoko naar het ziekenhuis in Mytilene te brengen. Bij aankomst werd vastgesteld dat hij was overleden.

Cruciaal is dat de politie niet tussenbeide kwam en dat degenen die aangifte deden van het geweld zelfs werden geslagen. Het gevecht duurde van half elf ‘s avonds tot half één ‘s nachts. Volgens de mensen ter plaatse kwam de politie bij het begin van de aanval ter plaatse maar vertrok kort daarna, zonder enige moeite te doen om er een eind aan te maken. Nadat de politie de plaats van de aanval had verlaten, gingen sommige uit de gemeenschap naar de kamppolitie om te eisen dat ze zouden ingrijpen. Volgens de aanwezigen sloegen de politieagenten hen terug en zeiden ze dat ze weg moesten gaan.

De volgende dag legde het bureau van de Ivoriaanse gemeenschap in Griekenland een verklaring af, waarin geëist werd dat de Griekse autoriteiten een onderzoek zouden instellen naar de dood van Karamoko. De politie heeft echter geen enkele moeite gedaan om de slachtoffers van de aanslag te ondervragen. De politie heeft de mensen in het ziekenhuis gevraagd om de verdachten op foto’s te identificeren, maar heeft de ten minste twee verdachten die door de slachtoffers positief werden geïdentificeerd niet gearresteerd. Ondanks het feit dat er geen serieus onderzoek werd gedaan, kondigde de politie van Mytilene de volgende dag aan dat ze een 20 jaar oude Afghaanse man hadden gearresteerd op verdenking van de moord op Karamoko.

Terwijl het nieuws zich verspreidde dat er een verdachte was gearresteerd, beweerden de getuigen dat deze man niet de dader was en dat mensen in het kamp de verantwoordelijken voor de aanslag om vijf uur ‘s middags op de avond van 7 juli, meer dan 24 uur na de arrestatie, hadden zien rondlopen. De gemeenschap delegeerde twee getuigen om bij de politie te getuigen dat de daders op 7 juli in het kamp waren gezien, maar de politie weigerde een verklaring op te nemen. De politie bleef ook in gebreke bij het opnemen van de getuigenissen van de twee ernstig gewonden in het ziekenhuis. Sommige in de gemeenschap vermoedden dat de politie een willekeurige arrestatie had uitgevoerd, om de spanning in de nasleep van de dood van Karamoko te temperen. Een week na zijn ontslag uit het ziekenhuis van Mytilene probeerde een van de gewonden op het politiebureau te getuigen. De politie weigerde opnieuw zijn verklaring op te nemen.

Aanvallen na protesten

Op 6 juli, de ochtend na de aanval, wachtte de zwarte gemeenschap nog steeds op bericht over het lot van hun vrienden. Geen enkele vertegenwoordiger van de politie nam de moeite om de gemeenschap te vertellen dat een van hun vrienden was overleden en dat er nog twee in kritieke toestand verkeerden. Omdat er geen antwoorden kwamen en ze bezorgd waren om het welzijn van hun vrienden, demonstreerde de gemeenschap. Ze protesteerden tegen het gebrek aan bescherming en gaven naast de daders, ook de leiding van het kamp en de politie de schuld van het geweld dat ze hadden ondergaan. Een groep van 200 leden van de gemeenschap verzamelde zich buiten het kantoor van het Europese ondersteuningsteam voor asielzaken, om te eisen dat ze naar een veiliger plaats zouden worden overgebracht. De leiding van het kamp en de medewerkers van de NGO’s werden geëvacueerd, terwijl de politie de demonstranten bestookte met traangas, flitsgranaten en geluidsbommen. Ten minste twee mensen moesten voor een medische behandeling uit de menigte weggedragen worden – één op een brancard – omdat ze moeite hadden met ademen. Demonstraties gingen de volgende dag door, met ongeveer 200 migranten uit Afrikaanse landen die buiten het Ontvangst- en Identificatiecentrum sliepen bij gebrek aan een veiliger alternatief.

De dagen verstreken en de zwarte gemeenschap plande een demonstratie op 14 juli om zich samen sterk te maken voor de vraag naar gerechtigheid voor Karamoko en om de medeplichtigheid van de kampleiding en de politie aan zijn dood onder de aandacht te brengen. Maar, zoals gebruikelijk bij protesten onder leiding van migranten, dwong de politie de groep om de demonstratie af te gelasten. Informanten lekten details van de geplande demonstratie naar de politie, die de leden van de gemeenschap bedreigde tot dat ze ermee instemden om geen demonstratie te houden.

De aanval op de Ivoriaanse migranten is niet het eerste incident waarbij mensen door gewelddadigheden om het leven komen in kamp Moria, en het zal waarschijnlijk ook niet het laatste zijn. De houding van de politie blijft vaak beperkt tot de rol van waarnemer. Deze rol is niet toevallig; het is politiek beleid om meer chaos en onveiligheid te creëren voor de mensen die vastzitten in het kamp. Voor migranten is het kamp een onherbergzame gevaarlijke plaats, waar zowel alle wetten die van toepassing zijn op de samenleving erbuiten als de waarde die aan het menselijk leven wordt toegekend voor onbepaalde tijd zijn opgeschort.

De interventies van de politie in het kamp Moria beperken de migranten in het kamp en onderdrukken met geweld elke poging om te protesteren tegen de omstandigheden van hun detentie. De politie is er alleen om de veiligheid van de kampmedewerkers te garanderen, niet die van de bewoners. Er is geen wet voor migranten; er is alleen een absolute ontbering van mensenrechten, de wet van de jungle en sociaal kannibalisme. Zouden politieautoriteiten in een samenleving waarin wij leven zo weinig aandacht besteden aan een moord en twee pogingen tot moord?

Vorige
Vorige

“We kunnen niet vrij en zonder angst naar buiten” – De gevolgen van nieuwe militaire bases op Zine Asterokan voor de burgers van Koerdistan

Volgende
Volgende

Colombia: Soldaten van het Colombiaanse leger verkrachten en inheems meisje